Wat met hefwerktuigen bij hevige wind of onweer
Hevige wind en windstoten kunnen voor gevaarlijke situaties zorgen als u met een kraan of een ander hefwerktuig werkt. U moet hiermee rekening houden. Bij windsnelheden die hoger zijn dan de maximale snelheden, moet u uw hefwerktuigen stilleggen en in een veilige positie brengen.
Wanneer u werkt met hefwerktuigen, moet u kijken naar de windsnelheid (vanaf een bepaalde snelheid moet u het hijswerktijg buiten bedrijf stellen), maar ook naar de winddruk (d.i. de kracht uitgeoefend door de wind op de opgehangen last).
Definitie van winddruk
De wind veroorzaakt een kracht op de opgehangen last. Die kracht wordt uitgedrukt in kg/m² en wordt ‘winddruk’ genoemd.
Om de risico’s te bepalen die de wind kan veroorzaken, moet rekening worden gehouden met de maximale windsnelheid en met de oppervlakte van de opgehangen last.
De winddruk (q) wordt bepaald met de volgende formule: q = Cx x 0,5 x G x v²
Daarbij is:
-
G de volumemassa van de lucht (1,226 kg/m³)
-
v de windsnelheid
-
Cx de aerodynamische coëfficiënt
Bij grote oppervlakken mag Cx gelijkgesteld worden aan 1 en kan de winddruk geschat worden op basis van de windsnelheid:
windsnelheid (km/u) | 10 | 20 | 30 | 40 | 50 | 60 | 70 | 80 | 90 | 100 | 110 | 120 |
winddruk (kg/m²) | 5 | 20 | 45 | 80 | 125 | 180 | 245 | 320 | 405 | 500 | 605 | 720 |
De winddruk moet vermenigvuldigd worden met de oppervlakte (in m²) van de opgehangen last.
Met dit getal moet rekening gehouden worden bij het hijsen van elementen met een groot oppervlak, vanwege:
-
het risico dat het gehesen element breekt onder invloed van de wind (bv. glasplaten, isolatieplaten van de gevelbekleding, onderdakplaten, …)
-
het risico dat de geleider bij het manueel geleiden van de last, deze niet meer in bedwang kan houden, met valgevaar voor de geleider of een botsing van de last tegen de constructie als gevolg. Dit risico is groter naarmate de plaat lichter is
-
het gevaar voor het evenwicht van het hijswerktuig. Ook het gewicht van het gehesen stuk is hierbij van belang. Daarmee wordt rekening gehouden in de ontwerpeisen voor de hefwerktuigen (zie toegelaten windsnelheid ‘in bedrijf’).
Of een bepaalde druk (in kg) op een last aanvaardbaar is of niet, hangt af van verschillende factoren.
Eisen voor hefwerktuigen
Een hefwerktuig met een werkhoogte van meer dan 10 m (vroeger 25 m) moet uitgerust zijn met een windmeter (of anemometer). Deze moet zo hoog mogelijk op de mast aangebracht worden.
In de conceptnormen voor hefwerktuigen zijn voorwaarden opgenomen waaraan ze moeten voldoen om te weerstaan aan de invloed van de wind.
Als de gemeten windsnelheden hoger zijn dan de maximale snelheden ‘in bedrijf’ dan moeten de hefwerktuigen ‘buiten bedrijf’ worden gesteld, met andere woorden stilgelegd en in een veilige positie gebracht worden.
Om schade ten gevolge van hevige wind te vermijden kunnen extra maatregelen genomen worden om de stabiliteit van hefwerktuigen te verzekeren, zoals:
-
het werktuig vergrendelen, vastleggen aan de grond (of eventueel neerleggen), verankeren aan een vaste constructie (bv. torenkraan aan het gebouw) of extra tegengewichten aan de voet voorzien
-
de loopkat zo dicht mogelijk bij de mast brengen
-
de giek in de windrichting laten draaien (indien mogelijk)
-
alle hangende lasten neerleggen
Panelen of bouwelementen met een groot oppervlak hijsen
Als er panelen met een groot oppervlak gehesen moeten worden bij een hoge windsnelheid, komt er een grote winddruk op deze panelen. Dat kan de volgende risico’s met zich meebrengen:
-
Door de winddruk ontstaat een horizontale trekkracht op de kraan, die de stabiliteit van de kraan in gevaar kan brengen.
-
De geleider van de opgehangen last moet het paneel dat aan de wind is blootgesteld, in bedwang kunnen houden. Door hevige windstoten kan dit paneel ronddraaien.
Verder worden de bewegingen met de kraan moeilijker controleerbaar. Als het paneel met de wind mee beweegt, krijgt het extra snelheid. Wanneer het tegen de wind in beweegt, zal het afgeremd worden. Windstoten kunnen hierbij voor gevaarlijke situaties zorgen.
Bron: blz-32-33 van het Constructiv-dossier nr. 136 “Veilig gebruik van hefwerktuigen”